JAARVE RSLAG
1033—1034.
De aanwerving van nieuwe leden van de C. R. V. liet ook
dit jaar niet te wenschen over. Behalve natuurlijk een groot
aantal nieuwelingen, dat het heele jaar door een druk gebruik
maakt van kano's, wherry's en tubbs, meldden zich eveneens
al aardig wat fanatelingen voor de raceroeierij. Zooals gewoonlijk
waren de meesten echter fanaat, toen ze hoorden van de „gewel
dige roeifeesten" op Amstel en Oude Rijn. Niet zoodra echter
maakten ze kennis met bakkoude en dergelijke lichtelijkheden,
die nu eenmaal onafscheidelijk verbonden zijn aan de loopbaan
van den beklagenswaardigenwaren raceroeier, of ze hadden er
„tabak" van en trokken zich terug in Kilacadmon's cantine,
waar zij, gezeten op een stoelleuning, welke weer geplaatst
was op een buis der verwarming, wijd en zijd verkondigden,
dat wie zijn leven lief had, het niet in zijn hoofd moest halen
om te gaan raceroeien. Gelukkig waren er echter ook nog aan
hangers van de ware ordedie zichondanks onvoldoende
leiding, tot goed bruikbare krachten hebben opgewerkt. Bravo,
hoor lui! Een woord van lof is hier op zijn plaats. Veel kunnen
het bestuur en ook de oudere raceroeiers doen, ter aanmoedi
ging van de jonge broeders, maar het fanatisme van den man
zelf moet toch den doorslag geven.
Intusschen zaten ook de ouderen niet stil; „Nelly" en „Wilton II"
gingen geregeld uit, totdat de vorst ons een vrij lange rust
periode oplegde. Zoodra de singels echter ijsvrij waren, ging
alles weer zijn oude gangetje. Zelfs werd het grootsche plan
gevormdmet een acht uit te komen. Allen waren daar natuurlijk
74