Hij richt zich op naar hst raam en staart naar beneden. De
lichten van 't station branden fel. Het Gerommel komt
nader, steeds sterker wordt 't. Daar opeens om de bocht,
een lange, lichtende streep de trein.
En toen die lichtende lijn verdween, stond hij nog en
staarde. Dat was de trein waar Zij mee teruggekeerd zou
zijn.
In een stoel neergevallen, het telegram in de hand ge
klemd, voelt hij zich verlaten in de lcege duisternis, die
over hem gekomen is.
JAC.
94