komen is. Hierin wordt zijn bevordering tot Majoor mede
gedeeld en ofschoon hij reeds lang verwachtte dit bericht
te zullen ontvangen, is het voor hem een verrassing. Nu
begrijpt hij ook wat de korpscommandant bedoelde met:
„Ga nu maar gauw naar huis; daar wacht je een verrassing".
De kinderen begrijpen niet, maar voelen dat Paatje reden
heeft om blij te zijn. Ook Maatje is verheugd en blijft dien
avond langer dan gewoonlijk bij hun bedje zitten.
De opgaande zon boven dennenboomen, het blaffen van
den hond, het kraaien der hanen, het tjilpen der vogels
kondigen den aanbrekenden dag aan. De luiken van de
vensters van de kleine villa „Senang" worden afgenomen.
Kort daarop treedt „Officiertje" naar buiten, vroolijk be
groet door den hond. Samen maken zij hun morgenwande
ling door de denneribosschen, de hond stokjes ophalend,
welke zijn baas wegwerpt.
Na een uur keeren zij huiswaarts, waar zij worden opge
wacht door de vrouw des huizes. Nog even wordt in den
tuin gewandeld, de bloemen worden nagegaan en verzorgd
en beiden zetten zich op de bank voor het huis.
Hier genieten zij de rust, welke hun na jaren is toegekend;
van tijd tot tijd afgewisseld door bezoek van hun kinderen.
Iedere dag brengt nieuwe bezigheden en de herinnering
aan Indië leeft in hen voort en zal onuitwischbaar zijn als
het geluk, dat zich in den loop der jaren in verschillende
vormen aan hen heeft geopenbaard.
KEDJOE.
ui