AVONDSCHEMERING, 't Zonneke neigt, En alles reeds zwijgt. De dorstende aarde naar lavenis hijgt, Slechts de goudgele aren zich wiegen. In "t verre verschiet, gaat een toren te niet, Ginds nog boer Nelis zijn bloemkens begiet. En alles wil rusten, wil rusten. De avond nu komt, De torenklok bomt Acht slagen, en alles in 't ronde verstomt, Tot plots er een krekel gaat sjirpen. 't Windeke glee, over Neliske's stee, En bracht er de geur zijner blommekens mee, Thans alles gaat slapen, gaat slapen. Boer Nelis houdt op. Een enkele drop, Dof glinstert in schemer op bloemen in knop. Een vogel vliedt klappend naar huize. Goeden aovend meneer, wat 'n schitterend weer, Laot 't warken maar wachten tot een andere keer, 'k Gao lekker eens rusten, eens rusten". Tusschen 't dichte gordijn Schiet een trillende lijn Over Neliske's bloemenfestijn, Tot de luiken zich krassende sluiten. Een zalige rust, een weeldelust Is d'avond voor d'oogen, en 't windeke sust: Slaap gerust, slaap gerust. HENK. 91

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1926 | | pagina 99