het ontstaan en de geschiedenis van onze, in vele opzichten
onvergetelijke, Alma Mater verband houdt, in verhoogde
mate aandacht te vragen. En daar nu die eerste school,
de hoogere opleiding van officieren beoogende, dermate
in de allernauwste voeling met de K.M.A. gewerkt heeft,
dat het onderwijs er op ,,het gebouw" en uitsluitend door
leeraren der Academie gegeven werd, moge hier een ge
schiedkundige schets nopens haar wording en verdere lot
gevallen een plaats vinden.
Vóór de oprichting der K.M.A. dacht men, wat de hoo
gere vorming van officieren betrof, alleen eenigermate
aan de opleiding van Stafofficieren. Reeds bij K. B. van
13 Nov. 1815 werd bepaald, dat de dienst der Militaire
Verkenningen voortaan uitsluitend verricht worden zou
door officieren van den Generaal Kwartiermeesterstaf,
terwijl omgekeerd de opleiding voor den Gen, St.dienst
nagenoeg uitsluitend bij de Mil. Verkenningen plaats vond;
ook bestond een zeer overwegend deel van den dienst van
den Gen. St. uit kaartopname, enz. Dat zulk een nauwe,
dubbele band in 1815 gelegd werd, is alleszins verklaar
baar; eenerzijds vormen duidelijke, bovenal betrouwbare
militaire kaarten een eerste vereischte voor doelmatige
operatieplannen en voor met oordeel, zekerheid en snel
heid uitgevoerde oorlogshandelingen; anderzijds ontbraken
zulke kaarten destijds, ook in Nederland, nog volkomen.
Tot het K.B. 29 Aug. 1826 behoorden tot den Generalen Staf
der Armee alle Generaals, de Adjudanten van den Koning en de
Prinsen, de Generaal-Kwartiermeester Staf (onze eigenlijke G. S.),
alsmede de majoors, kapiteins en luitenant-adjudanten der Gene
raals (de voormalige aides-de-camp en de adjoints). Bij genoemd K.B.
werd de Generaal-Kwartiermeesterstaf als afzonderlijk onderdeel
opgeheven en in den Gen. Staf opgelost.
116