hen de opgegevene werkzaamheden te behandelen", enz. Er werd aan het einde geen examen afgenomen, doch wel een individueel getuigschrift uitgereikt. Aan den anderen kant waren de vrijheden minder dan later, want de Gou verneur moest de meest doelmatige schikking treffen voor de huisvesting dier officieren en beambten buiten de Aca demie, zij moesten des middags gezamenlijk eten, waren verplicht de Donderdagsche inspectie en parade der ca detten bij te wonen, alsmede ,,de Godsdienst op Zon- en feestdagen op hun bijzonder aangewezen plaatsen" (art. 258 t/m. 266). Meermalen is aldus tot 1830 en na 1836 door officieren vergunning gevraagd en verkregen om, door het bijwonen van de toegepaste studiën, later ook in de krijgsweten schappen, hun militaire opleiding te volmaken. Het was vermoedelijk mede met het oog op deze laatste bestem ming,dat Prins Frederik destijds een nauweren band wensch- te te leggen tusschen de onder zijne leiding in 1828 tot stand gekomen K.M.A. en den Gen. St. Bij schrijven van 7 Oct. 1828 gaf hij het verlangen te kennen, dat een offi cier van dat dienstvak leeraar worden zou aan de K.M.A. Blijkens het Reglement 1828 voor de K.M.A. was deze de eenige leeraar in tactiek en aanverwante vakken, terwijl hem verder het onderwijs opgedragen was in de „topogra- phie, het daartoe behoorende teekenen en hetgeen verder de dienst bij de Staven aangaat." 1) Daartoe kwam 20 Nov. 1828 kapt. H. F. C. Baron Forstner van Dambenoy (cav.) bij de K.M.A. aan, die, als gevolg van den Belgischen op stand, 1 Nov. 1830 wederom effectief bij zijn dienstvak 0 Cursiveering van mij. 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1927 | | pagina 129