ALOR, 25 Juli 1921.
Lieve Ouders,
Mijn vorige brief van einde Mei was nog uit Soemba, zoo
dat U uit het opschrift hierboven eerst ziet, dat wij weer eens
van standplaats verwisseld zijn.
Eenige dagen, nadat ik dien brief aan U verzonden had,
kreeg ik bericht van den Resident, dat hij me graag te Alor
wilde plaatsen, en vroeg hij mij, of ik me voor een plaatsing
als militair- en civiel gezaghebber aldaar beschikbaar wilde
stellen. Door hem was reeds met den Gewestelijk Militairen
Commandant daarover gesproken en deze ging met die over
plaatsing accoord.
Wij hebben lang en breed gepiekerd, of wij al of niet zouden
gaan, want Alor staat in een slechten reuk. Het eiland is
zeer ongezond door de malaria en door de nog meer ge
vreesde zwartwaterkoorts. Bovendien geen dokter en slechts
eens in de maand een boot, die het eiland aandoet. Natuurlijk
geen draadlooze, zoodat men geheel van de wereld is afge
sloten.
Verder zijn wij hier de eenigste Europeanen, uitgezonderd
de onderofficieren van het detachement.
Te meer was het vooruitzicht hier geplaatst te worden niet
prettig, daar zooals U weet onze eerste baby tegen begin
October geboren moet worden.
Alle kennissen raadden on$ dan ook af te gaan en daarom
163
t