ALOR, 2 Juni 1922. Lieve Ouders. Sinds mijn laatste brief is er weer heel wat voorgevallen, dat het vertellen waard is. Op een middag kwam plotseling de Gemma binnenval len. Ik natuurlijk haast je rep je een schoon pak aange trokken, daar ik dacht, dat een van de chefs aan boord was, en zoo spoedig mogelijk er heen. Edoch, instede van een inspectie was er alleen een brief van Miep uit Atamboea, die schreef, dat ons kleintje het meer dan patent maakte en van dikte niet te herkennen was. Miep zelf vond het daar erg gezellig, doch zij ver langde er zeer naar mij weer te zien en vond het be roerd, dat ik zoo alleen te Alor zat. Maar het mooiste was, dat haar gastvrouw kalm den Overste, die juist in Atam boea inspectie hield, had aangeklampt met het verzoek mij verlof te geven naar Atamboea te komen om Miep en Puck op te zoeken. En waarachtig de Overste vond het goed. Ik mocht met de Gemma komen en moest met een prauw terug, daar hij mij niet langer dan een week geven kon, en de eerstvolgende boot pas over een maand zou komen. Nu, dat liet ik me geen tweemaal zeggen. In een oogen- blik was mijn koffer gepakt en had ik order gegeven te zorgen dat over 6 dagen een prauw met 20 roeiers te Ata- 170

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1927 | | pagina 180