En steeds meer zoeken nieuwe vlokken
In dwarreling hun kronkelweg
Langs boomen, heesters; eind'lijk rustend
Op rozenstruik of doornenheg.
Ziet! Wit bedekt reeds alle paden,
En wit rust reeds op ied'ren tak,
En wit omsluit den dunnen stengel,
En wit gekleurd is alle dak.
Het al is nu een witte wereld,
Zoo ver men ziet, in glans en toon,
't Is niets dan enkel, zuiver witheid.
Verblindend glansrijk, weeldrig schoon.