einde daarin de verzameling over te brengen. De Inspecteur van het Militair Onderwijs, Generaal-Majoor W. Cool, onder steunde dit voorstel warm bij den toenmaligen Minister van Oorlog F. A. H. Sabron en vond daar een gunstig gehoor. Toen nu de Generaal-Majoor W. Cool zelf als Minister van Oorlog optrad, werd er een som op de begrooting uitge trokken voor de huur van het begeerde huis en tevens een bedrag voor de eerste inrichting daarvan. Maar de Regeering deed nog meer. Sedert December 1908 verleende zij ook haar steun door het vervoer van voorwerpen, die voor het museum bestemd waren, zoowel in Indië als naar Nederland voor hare rekening te nemen, en ook stond zij etnographica af voor de verzameling. Toen de genoemde begrooting eenmaal wet geworden was, was eindelijk in een lang gevoelde behoefte voorzien. Het perceel No. 16 op de Nieuwe Markt te Kampen kon nu inge richt worden onder leiding van Kapitein van IJsseldijk, Dat zij in goede handen is geweest, daarvan getuigde het museum. Zelfs werd een zaal ingericht als leerzaal en een projectie lantaarn werd aangeschaft om het onderwijs zoo vruchtdra gend mogelijk te maken. Helaas mocht Kapitein van IJsseldijk niet lang de vruchten plukken van zijn rusteloozen en onbaatzuchtigen ijver. In 1917 overleed deze zoo verdienstelijke officier. De H. C. leed door zijn heengaan een gevoelig verlies. Een door den bekenden kunstschilder Slager vervaardigd zeer goed gelijkend portret, door oud-leerlingen geschonken, kreeg een plaats in het museum. Altijd zou Kapitein van IJsseldijk zoo te midden van „zijn" verzameling blijven. Tot opvolger van den overledene werd benoemd, eveneens als leeraar in het Maleisch en in Land- en Volkenkunde, de gepensionneerde Majoor van het O.-I. Leger H. J. Voskuil. Had het museum in Kapitein van IJsseldijk veel verloren, in 200

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1927 | | pagina 212