Majoor Voskuil kreeg het iemand terug, die eveneens veel
hart had voor deze inrichting.
Aan de K. M. A. had in 1905 de toenmalige leeraar, later
hoogleeraar, in de Land- en Volkenkunde C. Spat, de wen-
schelijkheid betoogd om ten behoeve van het onderwijs aan
de cadetten eveneens een ethnographische verzameling aan
te leggen. Tezelfder tijd diende de heer Spat voorstellen in
om tot de vorming van een dergelijke verzameling te komen.
Ruim twintig jaren lang heeft hij deze aangevuld, geordend
en beheerd.
In aard verschilde deze echter met die van den H.C.
Had men in Kampen een verzameling op allerlei gebied, in
Breda had men een soort schoolverzameling ingericht. Van
iederen tak was een model.
In October 1923 werd de Hoofdcursus overgeplaatst van
Kampen naar Breda en de schitterende en kostbare ethnogra
phische verzameling werd meegevoerd naar de Academiestad.
Begin 1924 besliste de Minister van Oorlog, dat in het Gou
vernementshuis de ethnographische verzameling van Hoofd
cursus en Koninklijke Militaire Academie tezamen zouden
worden ondergebracht.
Hier was de stuwende kracht de Gouverneur der K. M. A.,
tevens Directeur van den Hoofdcursus, de Generaal-Majoor,
toen nog Kolonel, G. G. van Everdingen. Aan zijn arbeid is
het te danken, dat de beide, zoo schoone verzamelingen nu tot
een schitterend geheel werden vereenigd. Onder leiding van
den leeraar, Majoor Voskuil, en met de zeer krachtige mede
werking van de leeraren Kapitein Fuchter, later opgevolgd
door Kapitein van der Wal, den heer Venker en den
Kapitein Govers met diens staf en met de welwillende mede
werking van den Eerstaanwezend Ingenieur, den Kapitein
Schukking, is het gelukt om in ongeveer een jaar tijds het
museum in te richten, schoon en degelijk, als het thans is,
201