Ja, dat je veel moet durven, niet dinges zijn om te
vliegen.
Moreel, bedoel je.
Ja juist, moreel jö! Doe mij eens na Kobus. Je wou
toch ook vliegenier worden?
Ik zal je danken!
Je kiert 'm jö! Hier! Dit dan!
Meteen sprong Kalong op den muur, ging er met zijn buik
op liggen, twaalf meter boven het water. Toen liet hij zich
uitzakken, tot hij plat tegen den muur hing, alleen vast aan
de toppen van zijn spiervingers.
Kijk, Kobus, zoo aan den vleugel van je Fokker
hangen?
Dan zwaait de Kalong met zijn beenen, haakt met de
punt van zijn rechterschoen den muurrand en tjoept weer
neer naast Kobus, die nog steeds met zijn handen in de
zakken staat, de korte pijpen van zijn broek in breede
plooien over zijn schoenen.
Kalong buigt zich voorover en meet met zijn Javaan-
oogen den afgrond, waarboven hij zoo juist gehangen had.
Niks aan, zegt Kobus, en gaat ook op zijn buik op den
muur liggen en laat zijn beenen zweven tusschen de kas-
tanjetakken en het water.
Dan laat ook hij zich uitzakken, terwijl de Kalong weer
op de caponniére wipt en aan zijn teenen hangt, om nu met
zijn hoofd naar beneden Kobusje te kunnen zien hangen.
Zoo had het meer effect, meer moreel.
Kobus denkt in duizend nooden: ,,Ik ben me daar mal,
ik ga daar met mijn vingers aan den rand hangen, mij te
gevaarlijk hoor!" Zijn schoenpunten zoeken steun in de
brokkelende groeven. De korte, vleezige vingertjes kunnen
het gewicht niet houden en langzaam, heel langzaam glijden
zij van den rand af. Langzaam maar zeker,
208