NACHT* Fragment uit „Satan", Langzaam kroop de dag voorbij. Hij zag de zonneschijf binnentrekken in de bergplaatsen van den nacht. Door de kieren van de nog niet goed gesloten deuren slopen nog enkele ongehoorzame lichtstraaltjes naar buiten het wijde wereldruim in en gaven daar nog een zwak schijnsel, maar weldra werden zij bevreesd voor de massale duisternis en haastten zij zich om te komen in hun veiligen schuilhoek. Door een achterdeurtje werden zij nog binnen gelaten, daar de groote poorten niet meer geopend mochten worden om de ontsnapping der zon te beletten. De hemelwachters ontstaken hun lichtjes, die, groot op zichzelf, zoo heel klein waren in vergelijking met de verdwenen gouden schijf. Zij deden hun best, zooveel mogelijk helderheid te ver spreiden in de zwarte ruimte, maar hun pogingen werden slechts met een middelmatig resultaat beloond. De wolken speelden hun stoeiend spel en joegen elkaar na in dartelen overmoed, zich niet bekommerend om de booze gezichten der stralende lichtjes, die gepikeerd waren over de brutaliteit der hemelgordijnen, die hen hinderden. Hij probeerde zijn gedachten af te leiden door het be- 212

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1927 | | pagina 224