man sterke patrouille sneuvelden er vijf en werden veertien
meer of minder zwaar gewond. De vijand had negentien
dooden.
Het stoffelijk overschot werd voorloopig te Tapatoean be
graven en is 17 Mei d.a.v. naar Hastings overgebracht, waar
het door de Engelschen met militaire eerbewijzen is begraven.
Eerste-Luitenant der Infanterie, W. A. M. MOLENAAR,
Geboren 7 Februari 1894 te's-Gravenhage. Benoemd tot Cadet
aan de Cadettenschool voor den dienst in Nederlandsch-
Indië 12 September 1911. Overgeplaatst bij de Koninklijke
Militaire Academie, zijnde benoemd tot Cadet voor het
wapen der Infanterie bij het leger in Oost-Indië 30 Septem
ber 1913. Cadet-korporaal-titulair 23 Mei 1914. Cadet-kor
poraal 1 Augustus 1914. Cadet-sergeant 19 December 1914.
Benoemd tot Tweede-Luitenant der Infanterie N. O, I. L.,
3 Maart 1916 en tijdelijk ingedeeld bij het leger in Nederland
tot en met 1918. Eerste-Luitenant in 1919.
Gesneuveld in den nacht van 10 op 11 Augustus 1926 in
de nabijheid van kampong Teuronbangan (Westkust van
Atjeh); rentjongsteek in de rechterborst.
Tijdens belastingaanslag in den kampong Teurenbangan
werd het bivak van den Kapitein H. Behrens beslopen. Drie
binnengedrongen djahats werden neergelegd; één hunner
bracht Luitenant Molenaar de doodelijke wonde toe, waaraan
hij binnen vijf minuten overleed, 24 Augustus d.a.v. werd het
stoffelijk overschot naar Koeta-Radja overgebracht en op het
kerkhof Peu-Tjoet ter aarde besteld.
Bij Koninklijk Besluit van 18 November 1926, No. 25,
is bepaald, dat Luitenant Molenaar zal worden ingeschreven
in de registers van de kanselarij der Nederlandsche Orden
als Ridder der 4e klasse van de Militaire Willemsorde.
31