JAARVERSLAG.
1925—1926.
Niet zoodra was het verlof achter den rug, of op den publi-
cator verscheen een lijst tot inteekening door fanatelingen
voor de roeivereeniging. Het aantal adspirant-leden was dit
jaar echter niet groot, in verband met het steeds kleiner
wordende aantal der kasteelbewoners. De roeivereeniging
telde dan ten slotte ook maar een goede dertig leden.
Al dadelijk scheen het uitgesloten te zijn, om dit jaar met
een raceploeg uit te komen, wegens gebrek aan goede krach
ten. De animo voor de roeisport was echter groot, 't geen
wel bleek uit het druk gebruik der booten op de Zaterdag
en Zondagmiddagen. Na eenigen tijd vormde zich onder de
nieuwe leden een kranig viertal, dat aspiraties had om op
de wedstrijden uit te komen en zich dan ook tijd noch ver
moeienissen spaarde, om in een minimum van tijd maximum
prestaties te leveren. De ploegmenschen van het vorige jaar
namen de leiding op zich en alles liep naar wensch, totdat
na den wintertijd een der raceroeiers om gezondheidsredenen
moest uitvallen. De Jonge Vier kreeg nu een invaller, doch
de nu nog restende tijd voor de wedstrijden was te kort om
goed in te roeien. Het Bestuur vond het uitkomen van dezen
ploeg te gewaagd en daarom werd besloten, om dit jaar
niet deel te nemen aan de wedstrijden.
Dit betreffende het raceroeien.
Het fuifroeien kwam dit jaar echter wel tot zijn recht. Er
werd ernstig geroeid en tegen het voorjaar werden dan ook
verscheidene leden tot tweede en eerste klasse roeiers be
vorderd.
Dit jaar werd ook weer de van ouds bekende roeidag ge
houden, welke werkelijk zeer geslaagd mag heeten èn door
het prachtige weer èn door de organisatie van 't geheel. De
83