de drie jonkers, wier harten naar nachtelijke avonturen dorstten. De schipbrug bij Hedel boog door onder hun gewicht. Aan de volgende étappe van den „tour de Brabant en aangelegen provinciën", naar Zaltbommel, werd begonnen. Op de leuning van een der reeks bruggetjes werden onder de hand zitoefeningen gehouden, om het onaangenaam aandoend gevoel, van het modelgezondheidszadel te ver zachten. Dan werd weer met een opgelucht hart de tocht voortgezet. Ja, eindelijk doemden de donkere boomen van het oude stadje Zaltbommel voor de oogen op. Een zucht van ver lichting; het meest verwijderde punt was bereikt. Doode- lijke stilte heerschte alom. De eenige persoon, die moest waken over 'stads onderdanen, bleek ook in Morpheus' armen te sluimeren. Toch moest hij de vermoeide oog leden openen en de hulpbehoevenden met raad en daad bijstaan, n.l. de marschorder afteekenen en de richting aangeven naar Kerkwijk, een der meest bloeiende boeren dorpen van onze rijke Betuwe. Ofschoon de dageraad aangebroken was, begroet door het „kukelekujen" van Kerkwijksche hanen, was dit ab soluut geen reden, om het gemeentehuis open te stellen voor kijklustige toeristen. Goede raad was duur: een lastig geval. „Wat moest A. doen?" of, liever gezegd, „wat moesten de jonkers doen?" Het was pas vijf uur in den morgen, en er moest minstens gewacht worden tot 9 uur, daar Kerkwijk's Burgervaer wel niet eerder zijn ambtsplicht zou gaan vervullen. Een aanlokkelijk uitziende boerenschuur diende voor- 93

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1928 | | pagina 101