„FRAGMENT".
Stil lagen ze daar terneer, m'n trouwe makkers, stil
droomend van huis, van vrouw en kind, niet wetend van
de ellende om zich heen.
Slaap, ja slaap, was 't eenigste, wat hen weer gelukkig
maakte, hen gelukkig deed voelen in hun droomen, niet
wetend van oorlogswee.
Wat waren ze vermagerd, waren hun wangen hol gaan
staan, zagen ze eruit, na die dagen, dat we hier in de
voorste lijn waren.
„Luit! Luitn'nt!"
Heelemaal wakker nu richtte ik me op, m'n dubbelpost
had me geroepen en 'k kroop naar hem toe.
Dan in eens 'n schel gefluit; 'n oorverdoovend gekraak;
'n granaat was vlak voor onze loopgraaf ingeslagen.
Wakker schrokken ze, m'n trouwe jongens, weggerukt
uit hun droomen in de wreede werkelijkheid.
„Alarm!.de vijand!"
Lichtkogels verlichtten 't voorterrein, en daar, daar na
derden ze, in ijle linie's kwamen ze aangestormd.
Mitrailleur.met standvizier.vuren!"
'k Hoefde niets meer te zeggen, m'n mannen begrepen
me, deden hun plicht en reeds ratelden ze, onze trouwe
helpers, knetterden hun schoten, begeleid door 't droge
geknap van 't geweervuur.
Dan sssstboemmm, op 50 meter achter ons inge
slagen.
204