BERENGRAF.
Monotoon klonken de schoten van 't groote kanon over
de troostelooze vlakte voor me, en ik rekende uit, dat ik
nog maar 37 van die dreunende slagen zou hooren tot men
mij zou aflossen.
Dorrr bbingg, klonk 't weer, ik zag een rookwolk op
stijgen, waar de granaat ingeslagen was, niet ver meer van
mijn vooruitgeschoven post ,,het Berengraf" af.
En weer ging het door m'n hersens, mijn post, ja, nu
nog maar 36 schoten, mijn post, en dan zou ik van deze hel
verlost worden, nadat ik hier 'n week had gezeten in de
voorste lijn, een week van bang wachten, 'n week van onrust,
waarin wij den vijand drie keer hadden afgeslagen; zelf
geen aanval kunnende doen, daar onze reserves nog niet
sterk genoeg waren.
Droomend over de paar dagen verlof, die ik nu tegoed
had, staarde ik over het „niemandsland" heen, waar reeds
zooveel bloed vergoten was, reeds zoovele jonge menschen
het leven hadden gelaten.
Me losrukkend van dit terrein, liep ik nog even langs
mijn uitkijkposten en begaf mij toen naar m'n commando
post, anderhalve meter onder den grond, om alles voor de
aflossing gereed te maken.
John, Johnnie.'k kom je aflossen!
Verschrikt en gelukkig bij 't hooren van zijn sympathie-
207