ernst ervan, en daarna was er een groote leegte in beider
gemoed.
Die heerlijke herinneringen zweefden hem voorbij in dien
nacht, in die stille uren van eenzaamheid.
Nu was hij op den terugweg als jong tweede-luitenant
der Infanterie.
Over een week zou hij haar terugzien. De gedachte daar
aan maakte hem gelukkig. Hij zag haar weer voor zich,
haar oogen, die hem soms toch zoo konden aankijken, vol
eindeloos zachten weemoed, en een rilling van geluk door
trilde hem, zacht naweeënd, diep in zijn ziel.
Toch, toch was er iets, dat hem hinderde, iets wat hij
onmogelijk van zich af kon schuiven, dat hem dikwijls
achtervolgde als een donkere, benauwde droom.
Zou zij nog altijd van hem houden? Zij is nu toch zoo
veel ouder geworden, niet meer dat kind met al haar jeugd
idealen. Zou hij nog altijd haar held zijn ofeen schrij
nende pijn deed zijn hart ineenkrimpen. Dan, met een ener
giek gebaar verdreef hij zijn sombere voorgevoelens.
Langzaam ging luitenant Doornhof de trap af, naar zijn
hut.
Overal heerschte drukke bedrijvigheid aan de haven van
Priok. De kranen ratelden en knarsten. Geschreeuw en ge
fluit van de bemanning van de ,,Rindjani", Goederen, zware
kisten werden neergesmakt, dof dreunend.
Moeders, die hun jongens, van wie ze zoo lange jaren
gescheiden waren geweest, aan hun hart drukten.
Vrienden, die elkaar luidruchtig begroetten.
Verloofden, gelukkig in 't weerzien, die zich in een hoekje
neerzetten, zwijgend elkaar aankijkend, in vol begrijpen,
218