Het onvermijdelijke was gebeurd. Noodlotsgreep in zijn opgeleefde idealen. Kort, zonder veel verontschuldigingen, schreef ze hem eerlijk, dat ze 't rimboeleven niet aandurfde. Ze zou toch geen goede vrouw voor hem zijn, zij, het stadskind, altijd in weelde geleefd. Daarom moest hij haar maar vergeten. Lang, heel lang bleef luitenant Doornhof staan, wezen loos, verstomd kijkend naar den ineengefrommelden brief. Eindeloos wee doorvlijmde hem; zijn ziel, één donkere peillooze afgrond, waarvoor hij duizelend terugdeinsde. Dan vertrok zijn gezicht krampachtig, een schampere lach en.hij verdween in de schemering. Den volgenden morgen vonden zijn marechaussees zijn lijk ergens in de alang-alang, een klewanghouw in zijn nek; zijn verstijfde vingers hielden een geopend medaljonnetje tegen zijn lippen gedrukt. Een post wist te vertellen, dat hij den luitenant, diep in den nacht, er alleen op uit had zien gaan. A. Ch. M. 221

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1928 | | pagina 229