en dan zullen ook verwezenlijkt worden de woorden, die
ik sprak bij de installatie van ons comité: „Wij zullen een
feest vieren, Breda waardig en de Academie ter eere!"
In deze aangename verwachting geef ik gaarne het woord
aan den beschermheer van ons Oranje-comité: Onzen
hooggewaardeerden burgemeester Mr. Dr. van Sonsbeeck",
Hierna nam de burgemeester van Breda het woord en
zeide het volgende:
Mijnheer de Gouverneur, Heeren Leeraren, Cadetten,
Mijnheer de Voorzitter van het Oranje-Comité,
Dames en Heeren,
In den aanvang van dit jaar, op 5 Januari, mocht ik
ten stadhuize velen, onder wie U, hooggeachte Gouverneur,
samen vinden ter installatie eener commissie uit de burgerij,
die het eeuwfeest der Koninklijke militaire academie zou
voorbereiden.
Was het vermetel, reeds op dat tijdstip mijnerzijds te
verkondigen, dat in de nu komende dagen niet alleen woor
den, doch vooral daden zullen doen blijken van de groote
waardeering voor de jubileerende instelling, van de innige
verstandhouding tusschen stad en Academie? Was het
overmoedig, te meenen, dat sympathie en vernuft onzen
ingezetenen den weg zouden wijzen om op juiste wijze den
bewoners van het Kasteel en den reünisten te toonen, dat
Breda zich één gevoelt met haar inrichting van militair on
derwijs?
Wij zijn thans in den vooravond van de toen voorspelde
„daden"; het bewijs van onze waardeering ligt nu ter
aanvaarding gereed. Breda heeft zich opgemaakt om haar
Academie hartelijk te vieren, zij heeft zich zoo fraai moge
lijk getooid, zij komt met geschenken, zij wil U serenade op
serenade brengen, in de groote zoowel als in de kleine
108