Dames en Heeren, gij allen, die zooeven in zoo schoone klanken getuigd hebt van Uwe vriendelijke en hartelijke ge voelens ten aanzien van de Koninklijke militaire academie, gij vereenigingen, die, hier gekomen met Uwe vaandels, luis ter hebt bijgezet aan de hulde, ons gebracht, ik dank U allen zeer hartelijk namens onze Academie. Ik dank U voor de moeite, die ge U gegeven hebt, voor Uw zang en Uw muziek, maar bovenal voor Uw vriendelijke gezindheid jegens de Koninklijke militaire academie. Persoonlijk moge ik U, geachte heer De Morée in het openbaar dank zeggen voor Uwe zoo mooie compositie, die gij zoo goed waart, aan mij op te dragen en ook tot U geachte heer Ir. A. Smits van deze plaats een zeer kort, een te kort woord van dank en hulde voor Uw gedicht! Dames en heeren, ik zie in Uw komst hier een aardige gedachte, het is alsof gij allen zeggen wilt: heden komen wij tot U met onze gelukwenschen, maar morgen en de volgende dagen trekken wij met U om H. M. de Koningin met Haren Gemaal en Hare Koninklijke Dochter, bene vens de honderden réunisten te ontvangen als gasten van de Koninklijke militaire academie en dus van Breda. Burgerij van Breda, réunisten en gij allen, die tot de Koninklijke militaire academie behoort, mogen de klanken van dit feest jaren en jaren blijven natrillen tot het ver sterken van de sfeer, waarin Breda en de Koninklijke militaire academie nauw verbonden te zamen leven. Geeft de banden van eenheid en sympathie tusschen Breda en de Koninklijke militaire academie over aan hen, die na ons komen, en heft met mij een driewerf hoera aan op die eenheid. Mijnheer de Burgemeester, gij hebt zoo straks terecht gewezen op de nationale beteekenis van de Koninklijke mi litaire academie en gij, mijnheer de Voorzitter van het 114

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 122