officieren, die U voorgingen als dragers en pioniers der
militaire wetenschap, als opvoeders of als mannen in de
practijk, die onder dikwijls ontzaggelijk moeilijke omstan
digheden moed, beleid en trouw hebben betoond.
Ik gevoel, dat het U op dit oogenblik een behoefte is,
uiting te geven aan Uw geestdrift en om te getuigen wat
in U leeft. Ik noodig U daarom uit, met mij hulde en dank
te betuigen aan de beide deelen van de Vaderlandsche
weermacht en een driewerf hoera aan te heffen voor die
legers.
Mijnheer de voorzitter van het comité! Na het enthou
siasme, waarmede het cadettenkorps mijn woorden heeft
bezegeld, zal ik niets meer zeggen.
Ik aanvaard thans, namens de Koninklijke militaire aca
demie, het schoone, zinrijke monument van U en Uwe hoog
geachte commissie; ik moge U verzoeken om aan de offi
cieren onzen oprechten en hartelijken dank over te brengen
en hun te doen weten, met welk een geestdrift hun daad
van sympathie voor de Koninklijke militaire academie hier
is begroet."
Vervolgens beklom de kolonel A. K. L. VERSCHOOR,
commandant van het garnizoen te Breda, eere-voorzitter
van de garnizoenscommissie, het spreekgestoelte en zeide
het volgende:
Generaal Van Euerdingen,
H.HOfficieren en Burgerleeraren van de K. M. A.t
Cadetten,
Als commandant van het garnizoen Breda valt mij de
eer te beurt, het geschenk van de officieren van dit gar
nizoen te mogen aanbieden.
Gij zult misschien denken: waarom een afzonderlijk ge
schenk van de officieren van het garnizoen Breda?
127