Toen in den vorigen winter bekend werd, dat zich uit de ingezetenen van Breda een commissie gevormd had om de K. M. A. bij haar honderdjarig bestaan te huldigen, kwam bij de officieren van het garnizoen de wensch op om bij die gelegenheid een afzonderlijk huldeblijk aan te bieden. Die wensch sproot niet voort uit een neiging om ons van de Bredasche burgerij af te scheiden, maar uit de opvatting, dat wij tot de K.M.A. in een andere verhouding staan dan deze burgerij. Bij de installatie der feestcommissie heb ik dit als volgt geformuleerd: Er bestaan banden van vriendschap tusschen de burgerij van Breda en de K.M.A., maar tusschen deze en de offi cieren van het garnizoen bestaat bovendien een band van bloedverwantschap, want wij behooren tot een zelfde groote familie, het Nederlandsche officiers-korps. Toen eenmaal het plan voor de huldiging opgevat was, werden ook dadelijk eenige officieren bereid gevonden, om onder voorzitterschap van den overste DE GOEIJEN, chef staf Ille Divisie, dit plan tot uitvoering te brengen. Kort daarna ontstond het plan, om een huldeblijk aan te bieden namens de officieren en oud-officieren van de Ne derlandsche en Ned.-Indische legers, maar ook toen achtte onze garnizoens-commissie het gewenscht ons afzonderlijk standpunt te handhaven. Wij officieren van het garnizoen Breda leven toch in een nauwer contact met de K.M.A. dan onze collega's in an dere garnizoenen. Herhaalde malen genieten wij hier gast vrijheid bij festiviteiten, en zoowel bij die bezoeken, als b$ vele andere gelegenheden, kunnen wij onze aanstaande officieren in en buiten hun dienst gadeslaan en een indruk verkrijgen van de wijze, waarop zij worden opgeleid en van den geest, die onder hen heerscht. Mijn persoonlijke indruk is. dat aan onze militaire Alma mater de cadetten nog steeds 128

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 136