en de historische optocht in oogenschouw zou worden ge
nomen. Breda noch de Academie hadden ooit het voor
recht gehad H. K. H. Prinses Julana binnen hare muren of
binnen hun veste te begroeten.
In verband met dit hooge bezoek gaf de gouverneur de
volgende proclamatie uit:
„Officieren, leeraren, ambtenaren, cadetten, onderofficie
ren en allen, die verder op eenigerlei wijze verbonden zijn
aan de Koninklijke militaire acdamie!
Wij staan aan den vooravond van het grootsche gebeuren,
dat wij allen met spanning hebben tegemoet gezien: de
herdenking van het honderdjarig bestaan van de ons zoo
na aan het hart liggende Koninklijke militaire academie.
In wijden kring, in Oost- en West-Indië, in Nederland en
elders gaan thans de gedachten naar de plek, waar wij het
voorrecht hebben te mogen arbeiden in het belang van de
vorming van een geestelijk en lichamelijk hoogstaand offi
cierskorps.
Van heinde en verre trekken de oud-cadetten op naar het
kasteel van Breda, om weer eenige dagen te leven in de
nog zoo bekende cadettensfeer, om nog weer eens het
hart te voelen kloppen van jeugdige geestdrift en kracht.
Straks zullen H. M. de Koningin, Z. K. H. Prins Hendrik
en H. K, H. Prinses Juliana ons de hooge eer aandoen, een
bezoek te brengen aan de Koninklijke militaire academie
om getuige te zijn van de wijze, waarop wij haar honderd
jarig bestaan jubelend herdenken.
Wij kunnen deze eer niet hoog genoeg schatten; het
bezoek van geheel het Koninklijk Huis zal de allerbelang
rijkste bladzijde in het geschiedboek der honderdjarige
vullen.
Viert allen Uw feest op waardige wijze. Laat Uw vreugde
149