van 1686, die tot heden bleef. Genoemd worden nog de Heeren der Baronie, Willem IV en Willem V. Tijdens de Fransche overheersching doet het gebouw als hospitaal en kazerne dienst. Na den val van Napoleon sticht Koning Willem I er de Koninklijke militaire aca demie (1828). Hiermede is de geschiedenis van het gebouw beëindigd en begint de geschiedenis der Academie. De fee der Historie verdwijnt tijdelijk, om het cadetten- leven van 1852 voor zichzelf te laten spreken. Het 5e tafereel geeft deze scène op de binnenplaats van het hoofd gebouw. In het 6e tafereel herinnert de fee der Historie met de Academie, zooals zij tegenwoordig is, als achtergrond aan de mannen, die de eerste vijftig jaren het bestuur voerden, of op wetenschappelijk gebied uitblonken: Seelig, Delprat, Bosscha, Aronstein, van Heusden, Hojel, Stroot- man, Kempees, Badon Ghyben, Schols, Mulder, Lindo, Burgersdijk, Den Hollander, Van Pesch, Krantz, Knoop Dan heeft ze haar taak volbracht. Hygieia kondigt den nieuweren tijd aan (7e tafereel), waarin de sport een zoo ruime plaats beslaat. Zij doet enkele demonstraties uitvoeren. Het achtste tafereel (bivakscène op Atjeh's Westkust) herinnert aan de beteekenis van de K. M. A. voor het Indische leger. Dit tafereel, gevoegd bij het negende (mobilisatiescène), toont het nog altijd aanwezige bestaansrecht van de K.M.A. aan, ook al is elk militairistisch streven bij het onderwijs verdwenen. De voorzichtige burger zegt: Zoolang geen beet're Mensch bestaat, Blijf ik maar liever wat paraat! Een zeer dankbaar applaus volgde op dit spel. Een woord 162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 170