Voorts moge ik U dankzeggen voor de zeer bijzondere
hartelijke wijze van samenwerking en voor de groote hulde,
welke de gemeente Breda de Academie op 17 October j.l.
heeft bereid en welke ons zoo diep heeft getroffen.
Ik moge U verzekeren, dat door dit gezamenlijke feest
de reeds bestaande hechte banden zijn versterkt geworden
tusschen ons geëerbiedigd Vorstenhuis, de goede stad Breda
en de inrichting, over welke ik het voorrecht heb het com
mando te mogen voeren.
Onder aanbieding van mijn gevoelens van de meeste
hoogachting, heb ik de eer te zijn,
Uw dienstwillige,
(get.) G. G. VAN EVERDINGEN.
Generaal-majoor, gouverneur.
Breda, 26 October 1928.
Aan het Oranje-Comité te Breda.
Mijne Heeren,
Nu de groote feesten, ter eere van het honderdjarig
bestaan van de Koninklijke militaire academie zijn ge
ëindigd, is het mij een aangename plicht U, mede namens
alle reünisten, het geheele personeel van de inrichting onder
mijn bevel en van het geheele cadettencorps mijn grooten
en diepgevoelden dank aan te bieden voor al het schoone,
dat door de zorg van Uw comité tot stand is gebracht. Mede
door Uw werk zijn de feesten buitengewoon goed geslaagd.
Zonder te kort te willen doen aan anderen, moge ik hier
speciaal de werkzaamheden memoreeren van het huisves
tingscomité, dat zeer dikwijls een meer dan onaangename
taak had te verrichten.
Zooals ik U reeds mondeling mocht verzekeren, mag ik
niet nalaten, nogmaals U mijn bijzonderen dank te brengen
178