dat ik niet dan met grooten lof over de uitvoering der ver
schillende festiviteiten heb hooren spreken.
Ik vertrouw, dat het cadettencorps thans met verdub
belden ijver aan het werk zal gaan en dat de aangename
herinnering aan de feesten een spoorslag moge zijn om den
studietijd, die verloren is gegaan, zoo spoedig mogelijk in
te halen.
De generaal-majoor,
(get.) G. G. VAN EVERDINGEN.
Nabetrachting.
Hebben de feesten beantwoord aan de verwachting, die
men er van koesterde? Hierop geven de journalisten in hun
nabetrachtingen het antwoord. Zij waren blij, dat het was
afgeloopen, immers een meer dan inspannend werk werd
van hen geëischt, maar hun lof is algemeen.
Buitengewoon groot is het aantal brieven van reünisten,
waarin nog eens hartelijk bedankt wordt voor de „onver
getelijke dagen", in Breda doorgebracht.
Dit is de groote voldoening voor het geheele personeel
van hoog tot laag van de Koninklijke militaire academie.
Bereikt is geworden, dat deze inrichting in het teeken
van de belangstelling heeft gestaan. Deze belangstelling is
noodig, opdat de Academie steeds zal kunnen blijven be
antwoorden aan het doel, waartoe zij in 1828 door Z. M.
Koning Willem I is opgericht geworden.
Alvorens dit verslag te beëindigen, mogen we enkele korte
berichten uit de bladen weergeven.
Het Dagblad van Noord-Brabant van 23 October schrijft
onder het hoofd „De Academiefeesten":
„De volksverhuizing naar Breda.
S. S., A. T. O. en trams verwerkten ruim honderdduizend
personen. Om een klein beeld te geven van het aantal
180