kasteel. Aan de slotbrug houden eenige auto's stil. De in
zittenden formeeren een stoet: generaal-majoor van Ever-
dingen, directeur van den Hoofdcursus, luitenant-kolonel,
thans kolonel b. d. J. A. Hoefer, directeur van het leger
museum, een deputatie van leeraren der K. M. A. en
H. C., tevens oud-leerlingen van den Hoofdcursus, enkelen
van de laatste leerlingen van den H.C., welke daags te voren
hun einddoel bereikt hebben. En te midden van henhet
kostbare, het vaandel van den Hoofdcursus. Statig wappert
en klappert het oranjedoek.
Dan treden zij den voorhof binnen en als het dundoek
de groepjes burgers passeert, die toevallig tegenwoordig zijn
bij dit zeldzaam gebeuren, ontblooten dezen het hoofd.
Wijding zonder woorden.
Geeft-acht! Presenteert sabel!
Bliksemschichtend schiet nu de zon over de opwaarts
gaande zwaarden. Het is, alsof om het vaandel van den
Hoofdcursus een aureool getooverd wordt, nu het staat te
midden van dien kring van in zonneglans schitterend staal.
Onvergetelijk!
Dan schetteren tientallen trompetten een hymne zoo mooi,
zoo roerend-schoon. Het schalt over de hoofden der jonge
krijgers, die de laatste hulde brengen aan het geliefde dun
doek; het klimt op langs de grauwe muren van het kasteel,
het davert over de velden rondomme. Het is als een laatste
appèl, het groot-appèl", waarop herinnerd zal worden aan
alles, wat den H.C. groot gemaakt heeft.
De overdracht. Krijgsmanswoorden, die hard klinken voor
buitenstaanders, maar die ons thans het harte week maken,
omdat zij spreken van het vol vertrouwen overgeven van een
kleinood, dat een symbool was van onkreukbare liefde voor
een ideaal, van noesten ijver, taai volhouden, van ontem-
265