gezet is nabij den preekstoel, hebben we afscheid genomen.
Toen, was het ons zoo stil.
Nog eens beroeren onze vingeren het oranjedoek, nog
eens lezen en herlezen we de letteren „Hoofdcursus". En
meer en meer omhult ons het kleed der stilte.
Vaag dringt van buiten tot ons door het hoefgetrappel van
het detachement rijdende-artillerie, dat terugkeert naar
Arnhem.
Dan plots een pittige marsch der trompetten, die ons
wakker schudt en toeroept, „den krijgsman past slechts zel
den mijmeren; voort, voort, rust u ten strijd!"
F. v. H.
'267