Het lot is dikwijls wijzer dan de mensch
Mijn vader, die van 1898 tot 1900 Gouverneur der K.M.A.
was en deze betrekking met groote ingenomenheid, ook met
succes, heeft vervuld, was een philosoof in den goeden zin
van het woord. Dikwijls heeft hij mij toegevoegd, wanneer
een teleurstelling hem trof, dan wel wanneer ik in mijn
jongere jaren hem mijn beklag deed over iets, wat ik
anders, oogenschijnlijk beter had verwacht: „het lot is dik
wijls wijzer dan de mensch." Dit was bij hem geen doffe
berusting, allerminst de leer van een stoïcijn, doch een
uiting van een innerlijk vroom gemoed, van een vertrouwen
in Hoogere Macht, die ten slotte alles ten beste leidt, ook
al mogen wij, gebrekkige menschenkinderen, dat niet da
delijk beseffen of doorgronden, op een dwaalspoor gevoerd
als wij worden door onze beperkte waarneming, dan wel
door het te veel vooropstellen van eigen belangen.
Persoonlijk heeft hij de juistheid van het aangehaalde
woord éénmaal op zeer treffende wijze in zijn militaire
loopbaan ondervonden. Officier geworden bij 3 R. I. en na
enkele jaren met dat regiment te Bergen op Zoom ge
plaatst, werd hij bij bevordering tot kapitein van het Regi
ment Grenadiers en Jagers bij genoemd regiment te Bergen
op Zoom teruggeplaatst. Eenige jaren later overgeplaatst
naar Kampen voor de officiersopleiding, kwam hij weldra
te staan aan het hoofd van den hier opgerichten afzonder
lijken Hoofdcursus en bleef daar 14 jaar lang. Na bijna 29
jaar subaltern officier geweest te zijn en na den laatsten
tijd in de ranglijst schier volkomen stilgestaan te hebben,
268