kwam eindelijk de bevordering tot hoofdofficier in zicht. Na al die jaren bijna voortdurend in kleinere infanterie- garnizoenen gediend te hebben, lachte thans een grooter garnizoen, liefst van de 3 Wapens, meer toe. Mijn vader vroeg er drie aan; ofschoon een der oudsten van een zeer groote bevordering, werd hij majoor, andermaal bij 3 R.I. te Bergen op Zoom. Begrijpelijk, dat zulks aanvankelijk niet aangenaam aandeed, doch geen 3 maanden later traden zeer treurige familieomstandigheden van dien aard in, dat geen woonplaats beter was dan deze en dat mijn vader, had hij die omstandigheden kunnen voorzien, zeer zeker Bergen op Zoom als nieuw garnizoen zou hebben aan gevraagd, en geen ander. Op merkwaardige wijze leerde ik weer de juistheid van het vorenaangehaalde gezegde kennen in verband tot het 100-jarig bestaan van de K. M. A. en de toen plaats ge vonden feesten; te laat echter om dit nog in mijne feestrede aan te stippen. Daarom vindt zulks thans in den Cadetten- almanak plaats, in het vertrouwen, dat de jonge kameraden daaraan iets zullen hebben, wat hun in moeilijke uren van teleurstelling of tegenspoed van waarde kan zijn. Bij K. B. van 29 Mei 1826 beval Koning Willem I de oprichting van de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Bij hetzelfde Besluit werd de voor de officiersopleiding bestaande Artillerie- en Genieschool te Delft opgeheven. Deze school, in 1814 opgericht, leidde niet alleen officieren voor beide Wapens (60 plaatsen) en beambten voor den Waterstaat op, doch er waren ook 40 plaatsen beschikbaar voor cadetten van de infanterie en de cavalerie, die echter geheel op eigen kosten studeerden. In 1816 waren ook plaatsen voor marine, mariniers en scheepsbouw openge steld. Feitelijk was men in 1814 meerendeels teruggekeerd tot de oude Artillerie- en Geniescholen onzer Republiek, 269

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 281