welke in 1809 als Koninklijke Militaire School te 's-Gra- venhage vereenigd waren met een in 1806 op het Kasteel te Honsholredijk opgerichte Koninklijke Militaire Kadetten- school voor de infanterie en de cavalerie. Bedoelde school te 's-Gravenhage had slechts een zeer kortstondig bestaan; onze inlijving bij Frankrijk in 1810 maakte ook aan haar een einde. Daarna werden de Hollandsche cadetten öf aan Fransche militaire scholen öf bij de Fransche korpsen tot officier opgeleid. Behalve de cadetten bij de genoemde school te Delft had men ook de z.g. korpscadetten, die zich tot een maximum van 5 (artillerie weldra 1) per compagnie enz. bij de korp sen der staande armee konden verbinden en hier een bijna uitsluitend praktische opleiding ontvingen. Dit was de oude, aristocratische weg om officier te worden uit den tijd van de Republiek. Daarnaast was uiteraard ook de oude, meer eenvoudige weg blijven bestaan: aanstelling van onder officieren tot officier; zij waren bij benoeming meermalen 30 jaar en soms nog veel ouder! 2) Vooral Prins Frederik der Nederlanden, die tijdens zijn x) Bij de wederoprichting van onze krijgsmacht in 1813/4 heeft aan vankelijk het denkbeeld voorgezeten om, op den ouden voet, afzonder lijke bataljons vrijwilligers en daarnaast afzonderlijke bataljons van de nu ingestelde nationale militie in te stellen. In 1815 werden daaruit af- deelingen (de latere regimenten) gevormd van 1 bataljon staande ar mee en 3 van de militie. Ingaande 1 Jan. 1819 (bereden Wapens 1823 en 1824) werden de vrijwilligers, aan wie reeds toen een chronisch te kort bestond, verdeeld over de bataljons nationale militie. Zie van mijne hand: De ontwikkeling van ons krijgswezen sedert 1813, blz. 2 tot 13. 2) Vandaar het bekende gezegde, vooral waar gemaakt ten tijde van de Fransche revolutie- en de Napoleontische legers, „dat ieder soldaat den Maarschalksstaf in zijn ransel voerde". Het heeft nog tientallen van jaren daarna gegolden, 270

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 282