een wijle, dan hoort men slechts het fluistergeruisch der boomen. Dan volgen Bach, Mozart, van Beethoven in harmonie met de rust van den gewijden avondstond. Uit het schemerduister nadert voetje voor voetje een zesjarig boerenmeiske, 'n kleine bekende, die vaak ons bloe men brengt. Ze zet zich zachtkens neer op den drempel naast de cadetten en kijkt met een haast ernstig glimlachje op naar die ,,groote soldaten", die haar zwijgend, vriendelijk toeknikken. Nog doet Bajetto klanken lieflijk den avond binnen vloeien. En als dan de piano zwijgt en zwijgen blijft, dan is alles zoo gewijd rustig, zoo eerbiedig stil. Nu lost zich schemering op in nacht; de lantaarn van de wacht pinkt haar bescheiden lichtje. In de verte klept 'n klokske de vesper, sterflied van den dag. De avondster twinkelt boven de hei. F. v. H. 290

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 302