afschuwelijk schrillen lach te eindigen. Zijn haren rijzen
ten berge, als hij er aan denkt. Om wat moed te vergaren
doet hij nog een paar extra-trekken aan z'n shag-strootje.
Nog houdt het geritsel aan„Aflossing wacht," roept de
korporaal van aflossing. „Goddank", klinkt een verzuchting.
In het wachthuis voor de chambrées is het stil. Brieven
worden geschreven naar huis, naar ouders, naar een be
minde. Het petroleum-lichtje, door een briesje heen en weer
bengelende, werpt langer- en korter-wordende schaduwen
op de tafel. Een zwervende klappertor vliegt zoemende om
en om de lamp en valt neer in een hoek, waar hij nijdig
brommende blijft rondtollen. Een koude, kille wind, van
den top der Gowa komende, doet de manschappen huiveren
en hun mantel strakker om het lichaam halen. En binnen,
in de chambrées, draaien ze zich om en wikkelen zich dieper
in hun dekens.
Mr. FRANKY.
292