was ze bedrijvig en een aardig praatstertje; leek wel wat op haar moeder, een heel aardig, zacht vrouwtje, die zoo gezellig kon vertellen van voorbijgegane jaren, toen Violet nog een kind was, van den tijd, toen ze nog in Indië was. Nu kreeg Frankley pas kans wat meer van haar te weten. Ze was van een zeer rijke koopmansfamilie, waarvan de vader, na volbrachte studie, het door zijn helder hoofd en harden arbeid tot zoo'n hoogte gebracht had. 't Werd werkelijk een gezellig bezoek en met schrik zag hij, dat hij langer was gebleven, dan het op tea betaamt, en het zelfs al donker was geworden. Violet zou hem uitgeleide doen en aan het hek pakte ze hem bij zijn mouw. „Alfred," zei ze. „Ja liefste." „Alfred, wil je me een genoegen doen en Dinsdag niet komen? Ik vier dan mijn verloving met Baron von Hohenstein. Je begrijpt, mijn Vader't wapen dat verguld moet worden,.maar ik zal altijd van je blijven houden, lieveling, ook al ben ik met hem getrouwd. Dat kan toch, Alfred. Toe, kijk niet zoo verdrietig." Zij stak hem haar mond toe om gekust te worden en hij vatte haar in zijn armen, haar een langen, innigen kus op de lippen drukkende. Toen, zonder verder wat te zeggen, haar nauwelijks aan- 208

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 310