Sergt. van de week: „Verder vraagt E. inlichtingen naar een paar schoenen," Luit. van piket: „Mag ik eens vragen: staat E. er misschien self in?" Morgenappèl. „L'onde s'empresse," (Opera „Alcestre"; J. B, de Lutty). Punt: „Osculare, is dat Latijnsch?" Lachuitbarsting volgt. Punt: Nou, Grieksch dan?" Bij het officiersexamen. „Wij komen uit het duister verleden, „Uit het land der ellende vandaan. „Hoor, hoe onze ruischende schreden „Naar het land van de toekomst toe gaan," (Adama van Scheltema: „De vrouwen"). Garnizoensdienst. Frits (tijdens verhandeling over „Orders i. g. v. alarm"): „De plaatselijke commandant bevindt zich op zekere plaats, die van te voren door hem wordt bekend gemaakt." Zeker om misverstand te voorkomen, O, J.: „Wie was Multatuli?" Hokfeut: „Nou, hij heette van zichzelf Max Havelaar." Om 10.50 in de cantine. „Wie zal dien stormloop stuiten?" (Historiespel Eeuwfeest K.M.A.) 305

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 317