moeilijk zijn aan dat contact een practische werking te geven. Mijnheer de Garnizoenscommandant! Toen wij vernamen, dat uit het garnizoen een commissie ontstond, om van die zijde te beramen, hoe het op speciale wijze aan de viering zou kunnen deelnemen, meenden wij ook Uw Commissie hier te mogen noodigen. Uw komst, erkentelijk begroet, be zegelt de bekende aangename verhouding tusschen garni zoen en stad; de symptomen van die verstandhouding be hoeft men trouwens niet alleen in dit stadhuis te zoeken; men treft die aan in de belangstelling der bevolking binnen de stad en daarbuiten op de oefenvelden in de schoone heiden. Mijne Heeren! Ik ving mijn woorden aan met gedachten uit een proclamatie van een voorganger. Ik eindig met te herinneren aan het dankwoord, dat Uw voorganger, Mijn heer de Gouverneur, vóór 25 jaren richtte tot de ingezete nen van Breda, een woord, dat getuigde van de ondervonden sympathie en eveneens gewaagde van den luister en de schittering der viering, Breda hoopt zich zulk een dank woord ook uit Uw pen waardig te maken. Daarvoor is echter onmisbaar de werkzaamheid der commissie uit de inge zetenen onder de krachtige en blijmoedige leiding van U, mijnheer Charles Smits, ervaren voorzitter van ons Oranje- comité. Hiermede verklaar ik de commissie geïnstalleerd." De heer CHARLES SMITS, voorzitter van het Oranje comité, beantwoordde deze rede ongeveer als volgt: „Met zeer veel genoegen heeft het Oranje-comité vol daan aan het verlangen van Burgemeester en Wethouders, om stappen te doen tot een waardige feestviering van het honderdjarig bestaan der Koninklijke militaire academie. Gaarne hebben wij gevolg gegeven aan den wensch, door genoemd college uitgesproken, om voor deze gelegenheid 79

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 87