en de stad Breda. Deze overwegingen deden mij heenstappen over het bezwaar, hier het woord te voeren. De geschiedenis van Stad en Academie zijn ten nauwste samengeweven. Wanneer men aan Breda denkt, denkt men aan de Academie en omgekeerd. Niets zal ons een grooter genoegen zijn, dan straks op grootsche wijze onze dank* baarheid te betoonen voor deze innige samenwerking. Wat U, mijnheer de Burgemeester, en U, mijnheer Smits, daar zooeven in zulke welsprekende woorden gezegd hebt, heeft ons ten zeerste getroffen. Moge het aanstaande feest al zijn voorgangers in glorie en luister overtreffen." Ten slotte heeft nog de garnizoenscommandant, de kolo nel A. K. L. VERSCHOOR, een kort woord gesproken en daarbij gewezen op de innige banden, die bestaan tusschen de Koninklijke militaire academie en het garnizoen Breda, waarin een reden gevonden is, ook een commissie voor het a.s. feest samen te stellen. Ook deze spreker gaf de ver zekering, dat zij op de hartelijkste wijze met de andere commissie's zal samenwerken. Deze bijeenkomst gaf goede hoop voor de toekomst, een verwachting, die niet beschaamd is geworden. Wij mogen dan ook hier een eeresaluut brengen voor de bijzonder aan gename samenwerking, die de Academiecommissie steeds heeft ondervonden van de overige commissies, welke zich gezamenlijk ten doel stelden, een waardig feest voor te bereiden. Deze samenwerking heeft niet bestaan in het gezamenlijk vergaderen, doch steeds bestond er nauw contact tusschen den burgemeester van Breda en den heer Charles Smits eenerzijds en den gouverneur en den voorzitter van de Academiecommissie anderzijds. Naast de eigenlijke /ees/commissiën moge hier genoemd worden de commissie, op initiatief van den commandant van 83

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 91