hoorde te zijn. Daartoe was het noodig, de reünisten te bereiken en uit te noodigen zich op te geven althans voorloopig voor deelname aan dit feest. Den 25en Februari werden in de voornaamste dagbladen van ons land advertentiën geplaatst, waarin oud-cadetten en oud-leeraren der Koninklijke militaire academie, die het voornemen hadden de feesten bij te wonen, zonder zich daartoe echter nog tot iets te binden, werden uitgenoodigd hun visitekaartje aan den secretaris toe te zenden met op gave van juist adres. Tegelijkertijd werd aan de pers een bericht toegezonden, waarin werd medegedeeld, dat het honderd-jarig bestaan van de Academie zou worden gevierd cp 18, 19 en 20 October 1928 en waarin tevens de vraag tot het opzenden van de visite-kaartjes aan den secretaris herhaald werd. Tegen het einde van April hadden ruim 700 reünisten hun kaartjes ingestuurd. Aan deze reünisten werd de eerste circulaire toegezonden, waarin, naast het voorloopige pro gramma van de feestelijkheden, o.a. de vraag gedaan werd, diegenen, die de persberichten of advertentiën omtrent de feesten niet gelezen mochten hebben en die toch van plan waren de feesten bij te wonen, aan te sporen, hunne visite kaartjes in te zenden aan het secretariaat. Dank zij de buitengewoon op prijs gestelde medewerking van den gepensionneerden kolonel der infanterie van het Nederlandsch-Indische leger J. C. A. Bannink, die als „honorair lid'' aan de Academie-commissie was toegevoegd, en die de zorg op zich had genomen, de Indische collega's op de hoogte te houden van de voorbereidingen der feesten van de honderdjarige, mede dank zij de medewerking van l) Deze data waren in overleg met en na verkregen toestemming van den Minister van Defensie vastgesteld. 86

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1929 | | pagina 94