opwelling van degoüt voor de huichelende en onbe
trouwbare maatschappij, plaatsing had aangevraagd,
niet naar Bandoeng of Malang, zooals de meeste colle
ga's, maar naar deze rimboe, naar dit dessatje met zijn
klein garnizoen, bestaande uit Ambonneesche soldaten,
geharde vuurvreters, die hij nauwelijks verstaan, laat
staan begrijpen kon.
Telkens weer, als hij terugdacht aan Sonny, zooals ze
met hem geflirt had, zooals ze hem vernederd had voor
al zijn vrienden 0111 te genieten van haar macht over
hem, den zieligen nar, voelde hij een onmachtige woede
tegen Sonny, tegen het noodlot, dat zooiets had voor
beschikt, tegen alles en iedereen en verviel hij weer in
dat moedeloos gemijmer, dat hem als een verdooving
onmisbaar was geworden....
„Of de toean geen pait wilde?" klonk zacht en melodi
eus Sarinda's stem vanuit de maanbeschenen voorgalerij.
In deemoedige houding stond ze daar, de jonge Javaan-
sche. De blauwe kabaja strak over de zachte schouders,
de kleurige sarong in een sierlijke plooi over de elegante
heupen. Langzaam nam Gijs het in zich op, het bruine,
overmatig bepoeierde gezichtje, de goed uitkomende
vormen in de nauwsluitende kleeding, vooral de gitzwar
te oogen, die hem zoo dikwijls raadselachtig eigenaardig
hadden aangekeken; die oogen, die hem angstig maak
ten om iets, waarvan hij zich nooit rekenschap had wil
len geven en ook in dezen maannacht hem aankeken met
verborgen begeerte.
Zachtjes herhaalde zij haar vraag. Pait, ach ja, waar
om niet, pait deed je zooveel vergeten, vergeten dat je
alleen was, dat je verdriet had. Pait, de drank van den
Europeaan in de rimboe. Onwillekeurig, terwijl hij „ja"
191