vreugde. Zag hij Moedertje in teedere bezorgdheid bij
het afscheid: „Mijn jongen, God behoede je." Hoorde hij
het opgeschroefd, flirtig lachen van Sonny in de armen
van die anderen. Zag hij zijn onbezorgden H.B.S.-tijd
en zijn jeugdliefdes. maar door alles heen het flee-
mend vleiende: „Kassian toean."
Langzaam opende Gijs zijn oogen, als in een nevel zag
hij flauw en wazig Sarinda's bruin gezichtje, daarin
haar oogen; haar begeerige, hartstochtelijke oogen, wel
ke diep in de zijne keken, waren scherp, fel, bijna
stekend van een hartstocht, die ook hij langzamerhand
van zich voelde meester worden.
Als plotseling weggevaagd, verdween die waas en zag
Gijs de bruine, fluweelige armen om zijn hoofd, zag hij
de door de strakke kabaja maar half bedekte vormen.
193