Jeugd
„Als ik de verwarde haren
van je zonnig voorhoofd strijk
en je hoofdje in mijn handen
in die trouwe oogen kijk.
Als ik in de bosschen wand'lend,
jou er in mijn armen trek,
en met kussen dan je lipjes,
zij het nog wat schuchter, dek.
Als ik je eens plots ontmoetend
stevig dan de handen druk,
en je op ziet in mijn oogen,
speurend er een groot geluk.
Voel je dan, m'n lieve kindje,
dat ik zielsveel van je hou,
meer dan woorden kunnen zeggen,
dat ik blijf voor eeuwig trouw?