En aldus streden deze twee oorlogszuchtige dapperen
hun verboden strijd. Die van het groote postuur, den
rug nog meer gekromd van louter inspanning, de neus
vleugelen fier wapperend, de wollige wenkbrauwen
gefronsd, stortte zacht snuivend met het regelmatige
tempo van den langzamen pas, stortbad na stortbad
over het vechtend dingske ver onder hem. Het dingske,
den rijkontwikkelden onderlip diep ingezogen, de
kraaloogjes schitterend in machtelooze woede, joeg
razend snel zijn watervoorraad tegen de twee voor hem
geplaatste beenen, deed met aanwending van alle krach
ten de golven bijwijlen oploopen tegen zijn vijand's
onderlijf, soms bereikten enkele onschuldige spatten
zelfs Goliath's puntigen kin, doch wat beteekende dit,
vergeleken bij de stroomen water, waaruit onze David
eiken keer als een donker schaduwtje weer opdook?
En reeds lichtte een blijde glimlach op Goliath's
stroeve gelaat, reeds krulden twee lippen op- en neer
waarts in zeker gewaanden triumf, als
Reeds verminderde David's strijdlust met elke koude
onderdompeling, reeds was hij de wanhoop nabij, toen
het luisterrijke denkbeeld tot hem kwam.
Een vlugge greep verzekerde hem van een laatsten
kan, met enkele rassche schreden waadde hij zijn weg
naar het einddoel zijner operatiën, met laatste krachts
inspanning hief hij zijn vreeselijk wapen hoog, en vol
komen genietend van zijn listige manoeuvre, goot hij
met een vroolijk plassend geluid een afgeronde hoe
veelheid van het helderste water uit over Goliath's
eigen legerstee.
In de oogen van den reus, die groot was, alhoewel een
weinig gebogen, verscheen een starre blik van verbazing.
Luid juichten de omstanders!
197