Het versiersel der Orde bestaat in een kruis met acht geparelde punten en een doorloopenden laurierkrans tusschen de armen en gedekt met eene Koninklijke kroon, alles van goud voor de eerste vier klassen en van zilver voor de vijfde klasse; de armen van het kruis zijn wit geëmailleerd met blauw geëmailleerd hart; in het midden van het kruis bevindt zich een blauw ge ëmailleerd rond schild, omgeven door een wit geëmail- leerden rand, beide met goud omlijst, aan de eene zijde op het ronde schild de Leeuw, zooals hij in het wapen van het Rijk voorkomt, en op den rand in gouden let ters de woorden: „Je maintiendrai", en aan de tegen zijde op het ronde schild eene met een gouden Konink lijken kroon gedekte gouden W, en op den rand in gouden letters de woorden „God zij met ons". Voor militairen worden, instede van den laurier krans, aan het versiersel aangebracht twee zilveren zwaarden met gouden gevest, schuin gekruist achter het ronde schild. Het lint is oranje tusschen twee streepen van Nas- sausch blauw, de kleuren gescheiden door eene smalle, witte streep. Het teeken van onderscheiding is: Voor de Grootkruizen: Eene achthoekige zilveren ster, hebbende in het midden het ronde schild met rand, waarop de Leeuw en de woorden „Je mantiendrai" gevonden worden, te dragen op de linkerborst en het versiersel van de Orde aan een lint, honderd en tien millimeters breed, te dragen als sjerp van de rechterschouder naar de linkerheup. Op de ster bestemd voor militairen worden buiten- 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1930 | | pagina 38