DE RING.
Een jonge knaap, een snelle hand.
In 't glasraam heeft de diamant
Terloops zijn naam geschreven.
Dan roept een makker, luidt de bel
Of slaat een tamboer het appèl
En grijpt hem 't volle leven.
Een jong officierde vlag geplant.
Gevallen voor zijn Vaderland,
Maar naast hem knielt de Glorie.
Schuift van de hand, die reeds verstijft,
Zacht den cadettenring en schrijft
Zijn naam in 's Lands Historie.