veld gaan, dat hierin het lichaam van mij verborgen ligt. Ik zal verdwenen zijn, we zullen allen verdwijnen, Igor. Misschien zullen we allen korenaren worden, maar niets zal aan ons herinneren. Oh Vera, Vera Hij bedekte zijn gezicht met de handen. „Ach Igor, waarom heb je me weggetrokken zooeven, de wind waaide om mijn hoofd en ik dacht een oogenblik, dat het de lippen waren van Vera Pawlowa." Ik verwonderde me, ik kende haar. Zou er iets bestaan hebben tusschen die koele Vera Pawlowa en dezen nerveu- zen hypochonder, wiens ziekelijke gedachten zich eindelijk aan een half vergaan paardelichaam hadden gehecht. Eens had ik ze 's avonds samen in haar slede gezien, in de straten van Moskou, maar verder had ik nooit iets vernomen. „Je bent een heiden, Dmitri," zei Igor zacht. „Je hebt toch nog een geest, je hebt toch nog een ziellach toch niet zoo Mitia." Hij werd langzamerhand weer kalmer. In een hoekje zat hij ineengedoken. Langen tijd zei hij geen woord. Hij zat ons met een vreemden glimlach aan te staren. Ik vond dien glimlach gevaarlijk, veel gevaarlijker dan al zijn gepraat- Tegen den avond begon hij opnieuw. Nog steeds werd hij beheerscht door dezelfde gedachte, die hem waarschijnlijk vervolgde als een spookbeeld. Hij vroeg mij, of ik hem wilde laten balsemen. „Ik weet 't wel Fedor" zei hij snikkend, „ik zal een gewone uitgedroogde pop worden mijn oogen zullen wazig zijn, maar duizend jaar verder zal er een trek zijn, die eraan zal herinneren „Houd toch op", gilde Sacha, „Fedor, laat hem toch ophouden Sacha had gelijk. Het was niet meer uit te 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1931 | | pagina 160