zijn zoontje naar Holland gebracht. Hij mist het wel ont
zettend.
Alléén Hij denkt bij alles wat hij doet aan Lily en 't
kind. Steeds krijgt hij weer haar beeld voor oogen. Hier
in dezen hoek van de kamer zat zij altijd, spelend met
het kind. Waarom toch, waarom Vroeger was er
steeds leven en gezelligheid in huis. En nu
„Lily. Lily
C. zit iederen avond alleen, stil, denkend.
Deze lange eenzame avonden maken hem radeloos. Hij
kan niets anders doen dan aan Lily denken. Én aan den
moordenaar. Het verlangen naar wraak wordt hem een
obsessie.
Op zoo'n stillen avond wordt hij uit zijn overpeinzing
opgeschrikt door een telephoontje van den divisiecommandant.
,,C. jij gaat vanavond nog op patrouille met twee brigades.
Teungkoe Alam zit met zijn bende een dagmarsch Oost
waarts van je."
Teungkoe Alam met zijn bende? Teungkoe Alam's zoon,
Lily's moordenaar is er bij
De brigades staan klaar om af te marcheeren. De luite
nant komt aan, kalm. Toch schrikken de soldaten. Zij lezen
iets vreeselijks op dat witte, onbewogen gelaat, met de
vreemd flikkerende oogen erin. Zij lezen in deze oogen de
woede, den hartstocht van C. om den moordenaar in handen
te krijgen. Zij weten, dat, indien dit het geval zou zijn,
Teungkoe Alam er niet levend uit zal komen, noch zijn
zoon. Het zijn dezelfde mannen van de vorige patrouille.
Doch de luitenant is niet dezelfde. Die heeft niet meer
hetzelfde doel voor oogen thans niet de Willemsorde.
Vijf dagen later. Teungkoe wordt in het nauw gedreven.
Tjokro is met de brigade zuidwaarts getrokken. C. loopt
ieder hoekje van het terrein nauwkeurig nazoekend in
158