„Kijk eens, wat je wilt vernietigen" zei hij.
Maria de Larcy nam zwijgend den spiegel en keek peinzend
naar haar beeld.
Het was een dwaze beweging van Sarrat, want het was
bijna donker geworden en zoo was er niets anders te zien
dan een paar wonderlijke oogen en een donkere mond.
Het was niet eens te zien of die oogen schreiden of niet.
Plotseling knielde hij naast haar neer en kuste de hand,
die langs haar zijde hing.
„Sarrat, Sarrat dan toch
Wat verder gebeurde in deze kleine cel is niet met
zekerheid vast te stellen. Te oordeelen naar verschillende
dingen moet Maria de Larcy, met haar oneindige goedheid,
zich over hem hebben gebogen en hem met haar vermoeide
lippen hebben gekust.
Maar zij moet daarbij geglimlacht hebben om iets, dat
Sarrat niet begrepen heeft.
Het is waarschijnlijk, dat die glimlach heel oud was en
het leed van een menschenleven in zich droeg.
In ieder geval vond Moulet, Frankrijks beste beul, hem
voor de gevangenis, verwilderd, verblind en verbeten.
Moulet grijnsde cynisch.
„Bij de Larcy geweest, burger Sarrat, huilde zij al een
beetje
Sarrat kijkt op, wit van haat.
„Huilen Moulet, huilen. zij lacht je uit, jou, mij
en de heele republiek."
Moulet haalt de schouders op.
„Wedden, dat zij schreeuwt, Sarrat, wedden?"
Sarrat stijgt in z'n rijtuig. Hij kijkt door de ruiten naai
de stad Parijs, die door den avond met een stil kleed wordt
bedekt.
168