Zij waren alle drie nog vrijgezel, vijf jaren van „Kilacadmon"
af, en dank zij een goed gesternte, aan de veilige zijde van
de dertig aangeland.
Ze woonden met elkaar, met drie huisjongens en één
wonderkeukenmeid.
John, die een huishoudelijken aard bezat, beheerde
het kasboek, het menu en de wonderkeukenmeidNiels
ging over den tuin en stond wekelijks voor nieuwe stroppen
zonnebloemen, die nooit opkwamen en zaden met exotische
namen, die bij opbloei doodgewoon onkruid gaven en
Paul deed de loopende zaken af.
Het was het meest verzorgde huishouden, dat ooit heeft
bestaan.
Het liep zoo zoetjesaan tegen Kerstmis en toen poneerde
de huishoudelijke John, dat zij tegenover de vrienden en
vriendinnen en een onmogelijke lijst van verplichtingen
zich niet langer van een dineetje konden afmaken.
Niels stelde „Des Indes" voor, Paul „Honkong" maai
de „huishoudelijke" informeerde of het geld hen op den
rug groeide hij zag best kans om met de keukenmeid,
de drie jongens en de volkomen loyale medewerking van
de zijde der beide collega's, voor de helft van den prijs in
hun eigen huis een soupeetje aan te richten.
Het werd een van de weinige avonden, waarop ze
John spontaan hebben toegejuicht.
„In ieder geval", zei Niels, in opkomend gevoel van
corpsgeest, „kan ik voor wat bloemen
174
Het Soupertje.